"Ja, da's typisch Oerol, sprak ze met een vet Twents accent. Foan die rare dingen altied hier." Klopt, d'r kan hier veel. En het publiek pikt alles. De buurvrouw op de camping had het goed gezien. We zijn in het verleden wel eens vroegtijdig vertrokken, als het écht heel slecht was. Eerst de verveling, later het gevoel gegijzeld te worden. De weerstand groeit met iedere slecht uitgesproken zin en ieder overgeacteerd gebaar. Twijfel of je dit uit moet zitten en dan in schatten of je het kan maken om te vertrekken. Als het stuk écht ruk is, veranderen de normen gemakkelijk. We hebben wel eens vast gezeten in een circustent, waar het fysiek onmogelijk was er uit te komen, zonder over een rij mensen te klimmen. Die moesten we uitzitten. Andere keren kwamen we beter weg. Via een zijpad of schielijk tussen twee nummers door.
Vandaag waren we het bokje. Tijdens een introductiepraatje waarin werd opgesomd wat we allemaal niet mochten, daalde mijn interesse al snel. We moesten achter een gids aan lopen, achter elkaar, niet naast elkaar. We mochten niet aan de knopjes van de koptelefoons komen die we uitgereikt zouden krijgen, want de technici hadden die goed ingesteld. Ook het volume knopje mochten we niet aan gaan raken, want dat stond al goed. De eerste meters zou er nog een storing zijn in het geluid, maar eenmaal bovenaan de heuvel was dat weg. Verder werden we in vier groepen ingedeeld, daar kregen we een nummertje voor, wat we écht in moesten leveren. En natuurlijk telefoons uit en geen foto's, behalve door de geaccrediteerde pers. Dat verhaal hield ie vier keer, voor iedere groep, Terwijl we met 100 mensen daar stonden en makkelijk in een keer het verhaal konden volgen.
Ik wil zelf bepalen waar ik loop, in welk tempo.Ik bepaal graag zelf hoe luid de koptelefoon in mijn oren tettert. En als er storing is, kan je die ook verhelpen in plaats van het recht lullen. Sinds tien jaar weet echt iedereen dat je telefoon uit moet en dat je geen foto's mag maken. Dat het toch iedere keer gebeurt voorkom je niet met een serie restricties. Tenzij je Puscifer bent en dreigt iedereen eruit te laten pleuren die een foto maakt.
In een tergend traag tempo werden we over een bospad geleid. Voor mij liep een bejaarde vrouw waar lopen een hele opgaaf voor was. Door haar ging het nog iets langzamer. Op de koptelefoon klonken vier gefluisterde zinnen en een hoop gekraak. Binnen twee minuten was duidelijk dat het een kort loopje was. We slenterden tien minuten door de motregen in het bos, tot we uitkwamen bij het decor van het Ro Theater. Oeps, dat was niet de bedoeling. Onze gids (groep 3, die als eerste vertrok) bleek een vrijwilligster die de weg niet kende. Dus liepen we terug naar het startpunt. Vanaf daar liepen we opnieuw de helft van de route naar de speelplek waar we eerder al langs kwamen. Gelukkig hoefden we daar maar een kwartier te wachten tot iedereen zat en het stuk begon.
Het stuk zelf was zo slecht, regie, spel, poppenspel, geluid en tekst dat ik er niets over ga schrijven. Ook niet over de koptelefoon die het halverwege begaf.
Alleen de volgende quote kan ik jullie niet onthouden:
"Blinde witte vissen staren mij aan",
en
"ik
moet
maar
jij
we
moeten"
Gelukkig was dit drama niet "typisch Oerol" ook niet met een vet Twents accent.