Op de terugweg van een voorstelling die ook door ideeënarmoede gekweld werd, zagen we een fel licht. Naast het fietspad gebeurde iets. Een lamp voor een opgespannen wit doek. Als motten gingen we er op af. Dat bleek ook de bedoeling. Als onderdeel van een onderzoek naar motten op het eiland stond een mottenkenner daar te determineren en te vertellen. Met veel plezier vertelde hij over huismoeders, vogelwiekjes en witte tijgers. Mijn opmerking dat hij die namen terplekke verzon negeerde hij. Het witte doek zat vol nachtvlinders, maar of we misschien nog meer wilden zien? Tuurlijk.
Maanden geleden had ie de droesem van twee flessen La Trappe opgewarmd, zelf de biertjes opgedronken, suiker en water toegevoegd en dat laten rotten. Nu opnieuw een beetje opgewarmd om het extra aantrekkelijk te maken en op vijftien bomen gesmeerd. Het was zoet genoeg om een variëteit aan motten te lokken. Met hun kleine slurfjes zogen ze het van de bast. Het smeersel bevatte net genoeg alcohol om de dieren een beetje te verdoven en ze minder schichtig te maken. Een paar keer ontdekte hij een soort op de bomen die hij niet verwacht had. Er zijn zo'n 800 soorten op het eiland waarvan er nu 600 in kaart gebracht zijn. Meteen kwam zijn notitieboekje tevoorschijn op het moment dat een onverwacht exemplaar zijn opwachting maakte.
Motten blijken net als alle vlinders geen regeneratievermogen te hebben. Gaat een onderdeel stuk, dan blijft dat zo. Is er teveel stuk, dan is de vlinder op en gaat ie dood. Sommige hebben drie dagen, sommige drie weken. Om te kunnen vliegen hebben ze veel energie nodig dus er moet veel gegeten worden. Hun leven bestaat uit vreten, een partner vinden, meer vreten en dood gaan. Als ze teveel afgeleid worden door fel licht en daar omheen gaan vliegen, gaat dat van de andere acties af.
Door de felle lamp naast het fietspad zullen enkele motten er dus niet aan toekomen om een partner te vinden, maar hadden wij een onverwacht leuke ontmoeting met een bevlogen specialist. Een duidelijk geval van één-nul voor de grote mensen.
De Huismoeder en een blauw hokspringertje, of blokhuftertje,
of aquamarijn pokkevleugeltje, dat ben ik even kwijt.
Tegen mijn gewoonte in plaats ik hier een foto die ik niet zelf maakte,
maar mijn reisgenoot gaf permissie voor het gebruik