Een week geleden zette ik mijn tent op en maakte me een beetje zorgen over mijn nieuwe buren. Niet de ingedutte bejaarden in een vouwwagen die de hele dag onder hun luifel naar de rest van het veld lijken te kijken. Ook niet over de vrouw met vier kinderen waarvan er een overtuigend een lammetje na doet. Gelukkig zijn ze ondertussen weg, maar het kind wist de godsganse dag :"Mem" "Mehhem", "Mehhehhem" te blaten. Met een naar piepstemmetje riep ze haar Friese moeder. Die op haar beurt het meisje structureel negeerde. Tot het volume gegroeid was tot zekervijf lammetjes tegelijk "Meehhem". Geƫrgerd keek ze op uit haar Linda, "Vraag dat maar eerst aan je broertje".
Ik maakte met wat zorgen of ik mijn tent in de aanvliegroute had gezet van het nestje in de stroompaal. Op gezette tijden klonk er een heel hoog gepiep uit op. Drie minikippen die roepen dat zij de worm het hardst nodig hebben. Ik, ik ik! Gelukkig zijn pa en ma koolmees niet onder de indruk van mij of mijn tent en blijven ze af en aan vliegen met de viezigheid waar hun kroost het best van groeit. Ook na een week gaat het nog steeds prima, al lijken de piepjes al wel iets lager te klinken. Wel benieuwd hoe ze uiteindelijk uit gaan vliegen, het nest zit zo diep in de paal dat ik, of mijn telefoon met verlichting, het niet kunnen zien.
Onderdeel van de aanvliegroute is het paaltje wat er naast staat.
Fladder, fladder, fladder.
Land.
Zit,
Kak,
nog een beetje kak.
Kijk rond.
Fladder het nest in.
Piep, piep, piep!
Ik, ik, ik!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten