Hij: onderuit gezakt op een kruk, rubber laarzen, trui, blauwe werkbroek met modder tot de knieen.
Zij: rechtop op een stoel, geblondeerd, gekapt, opgemaakt, keurig pakje, rode pumps.
Hij: "Maar da makt mijn toch nie uit?"
Zijn dialect zit precies op de grens tussen Utrechts en Brabants, niet perse geschikt voor kinderartsen of begrafenisondernemers, meer voor hooligans en inderdaad, boeren.
Zij: "Op dit moment heeft u chips in uw aanbod, ik zag net Croky".
Haar dialect zit ergens tussen Den Haag en Haarlem, maar dan heel beschaafd.
Haar toon duidelijk al een tikje wanhopig.
Hij: "Ja die troep moet ik hier hebben, doar janken die jong over. Welk merk week nie. Gewoon wa d'r be de Sligro in d'n aanbieding is."
Hij zakt nog iets verder onderuit. Knappe verkoper die hem wat aan gaat smeren.
Zij: "En uw assortiment frisdranken, daar kunnen we ook wat voor u betekenen..."
Ze is aangenomen om haar representatieve voorkomen, niet op haar empathie.
Hij: "Da makt mijn toch geen flikker uit, ik douw da in de koelkast en ast op is, dan pakke ze mar wa anders. Doar heb ik toch geen hulp voor nodig? Of gade gij het hier in de koelkast zette?"
Zij:"..maar uh, meneer, ik ehh..."
Hij: "Di duurt men te lang hier, ik go aan de gang".
Staat op, loopt naar binnen, schuift het luikje open,
kijkt mij aan, dan naar haar,
dan een blik van verstandhouding naar mij:
"Da's dan zeven Euro".
Ik reken gepast af, krijg geen bonnetje of kaartje, het luikje gaat weer dicht.
Pak mijn tas weer op en loop langs de rode pumps.
"Sterkte" wens ik haar.
Moedeloos kijkt ze me aan, terwijl ze haar spullen bij elkaar pakt zegt ze zacht:
"Ik ga naar huis, of naar de kroeg."
Een kleine glimlach brak door.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten